Waarom roepen we “buut vrij”?
ÉÉN, TWEE….Dit is je cue. Geen tijd voor getreuzel, rennen! Ja, deze kant op. Of? VEERTIEN, VIJFTIEN…Shit shit shit. ZEVENTIEN…Daar, achter het muurtje! ÉÉNENTWINTIG, TWEEËNTWINTIG…Opgelucht doch lichtelijk teleurgesteld neem je positie in. Wie niet weg is, is gezien. IK KOM! En nu stil zijn. Makkelijker gezegd dan gedaan, aangezien je net op volle kracht bent weggestoven en je hart dusdanig hoog in je keel hangt dat je je begint af te vragen of hij er niet via je mond uit zal dansen. WRM is dit ook al weer zo spannend?
Oké, nu maar wachten. En goed luisteren! Ja, vooral goed luisteren. Spieken kan voordelig zijn, mits goed getimed, het blijft hoe dan ook een risicovolle operatie. Na een hoop ge-‘zal ik wel’ of ‘zal ik niet’ is het moment dan eindelijk daar, je kunt niet meer terug. Eyes on the prize en rennen maar. Nu zijn er twee mogelijke scenario’s; het hele gebeuren eindigt in één grote deceptie, je loopt verslagen terug en wacht geduldig je eigen noodlot af (er is natuurlijk altijd nog de kleine kans op een “buut voor de hele kliek!”) of…je klaart de klus. Dat glorieuze moment na een zenuwslopende achtervolging wanneer het puntje van je wijsvinger de buutplek aantikt en je vol overgave en ontlading die twee magische magische woorden uitbrult: BUUT VRIJ!
Maar WRM zeggen we dat nou eigenlijk, buut vrij? En waar komt het begrip buten vandaan? Volgens sommigen is buut simpelweg afgeleid van buurt, je speelt het spelletje immers met vriendjes en vriendinnetjes uit de straat. Een aannemelijke, maar onjuiste verklaring. In de Nieuwe Tilburgse Courant van 20 december 1933 staat beschreven hoe buut, buit betekent (“Buut” beteekent “buit” en de “buter” is de jager”). Toch wil dat niet zeggen dat de leus haar oorsprong ook daadwerkelijk in dat woord vindt.
Het WNT (Woordenboek der Nederlandsche Taal) beschrijft de buut als volgt: “Buten, (spel voor jongens en meisjes), verstoppertje spelen, waarbij de buter de verstopten moet aanwijzen en aan de buutplaats melden; een verstopte kan door eerder dan de buter aan de buutplaats te komen de reeds gevonden, ”die hem al zijn” vrijbuten, v.Dale [1914]. Uit fr. but. Buut komt dus van het Franse but, wat doel of mikpunt betekent. Door het mikpunt aan te raken, ‘bevrijd’ je jezelf als het ware van de buter.
Buten komt van origine overigens voort uit het buutspel, wat begin vorige eeuw gespeeld werd. Hier diende men medespelers op te jagen of buit te maken, van verstoppen was toen echter nog geen sprake.