Waarom is China vaak de dwarsligger in de VN Veiligheidsraad?
Terwijl de wereld de beelden nog helder op het netvlies heeft van spastische, spiertrekkende Syriërs die, na vermoedelijke gifgas aanvallen van president Assad, af- en aan worden gevoerd naar provisorisch opgerichte ziekenhuizen, buigen de grootmachten in de wereld zich over de diplomatieke zijde van deze crisis. Uiteraard is booming economy China ook van de partij. Als één van de vijf permanente leden in de VN Veiligheidsraad, heeft China sinds 1971 een dikke vinger in de pap als het neerkomt op het aannemen (of eerder verwerpen) van internationale resoluties. Zeker de afgelopen jaren hebben zowel China als Rusland meermalen hun veto in de strijd gegooid om met name internationale sancties en militaire interventies te voorkomen.
Of het nu gaat om het internationaal veroordelen van de fraudepraktijken in Mugabe’s Zimbabwe of om via militair ingrijpen een halt toe te roepen aan Assad’s gifgasaanvallen in Syrië: voor je het weet schittert China’s stem weer van afwezigheid of vliegen haar veto’s je juist om de oren. Hoe komt het nu precies dat China zoveel moeite lijkt te hebben met het innemen van een standpunt, als het gaat om de binnenlandse aangelegenheden van andere staten?
VN Veiligheidsraad
Als reactie op de Tweede Wereldoorlog (Lees: dit nooit meer!) is in 1946 de VN Veiligheidsraad in het leven geroepen. Dit gloednieuwe VN orgaan kreeg als opdracht mee de internationale vrede en veiligheid in de wereld te handhaven. Dat handhaven vindt onder meer plaats door het opleggen van internationale sancties, het goedkeuren van militair ingrijpen en het plannen van vredesmissies. De vijf grote overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog maken permanent deel uit van deze raad: de VS, Rusland, China, Frankrijk en Groot-Brittannië. Deze grootmachten hebben allen vetorecht. Dit geeft hen de mogelijkheid om in hun eentje, desnoods zonder inachtneming van de internationale opinie, een besluit van de VN Veiligheidsraad te blokkeren. Naast de permanente leden bestaat de raad ook nog uit tien niet-permanente leden. Ieder jaar worden er op roulerende basis vijf nieuwe staten gekozen om voor een periode van twee jaar een steentje bij te dragen aan het ideaal van World Peace.
Elk veegt voor zijn eigen deur
En durf maar eens met je bezem over de grens te gaan! China heeft een hele eigen kijk op zijn relatie met de rest van de wereld; dit beïnvloedt ook de keuzes die het land maakt op het gebied van buitenlandse politiek. Een aantal kernprincipes vormen de basis van China’s opmerkelijke internationale beleid. Allereerst, what happens in China…zijn China’s zaken. China gelooft heilig in de soevereiniteit van staten. Dit betekent dat staten respect moeten hebben voor elkaars grenzen. Daarnaast wil soevereiniteit ook zeggen dat staten het recht hebben om gezag uit te oefenen binnen hun eigen grenzen. Je als buitenstaander bemoeien met de binnenlandse aangelegenheden van een andere staat is daarom uit den boze!
Als voorstander van soevereiniteit kan een non-interventie en non-agressie beleid natuurlijk niet ontbreken. Diplomatie is het enige toegestane middel om andere staatshoofden, binnen de veilige muren van de vergaderruimte, op andere gedachten te brengen. Met internationale militaire missies hoef je bij China dus echt niet aan te kloppen. Tot slot is China een voorstander van gelijkheid, wederzijdse belangen en vreedzaam samenleven.
Beijing consensus
We weten nu dus waarom China begint te steigeren als het neerkomt op gevoelige kwesties zoals het binnenvallen van het territorium van een andere staat. Maar waar komt deze verheerlijking van soevereiniteit, non-interventie, non-agressie, gelijkheid, wederzijdse belangen en vreedzaam samenleven nu precies vandaan? Daarvoor moeten we iets dieper graven.
In vergelijking tot de westerse (kapitalistische) wereld heeft China een nogal afwijkend pad bewandeld naar economische ontwikkeling. Dat deze benadering uiteindelijk dubbel en dwars geslaagd is blijkt; China heeft inmiddels de op één na grootste economie ter wereld. Dit alternatieve pad naar ontwikkeling probeert China vooral onder de wat minder bedeelde staten te propageren. Naar eigen zeggen probeert China staten niet alleen te leren hoe zij hun economie beter kunnen ontwikkelen, maar ook hoe zij hun plaats in de internationale wereldorde kunnen vinden zonder hun onafhankelijkheid te verliezen of hun levenswijze en politieke voorkeuren in het geding te brengen. China’s huidige internationale beleid is daarmee inherent verbonden aan zijn eigen geschiedenis. De gigantische staat is anders, wil zich hiermee onderscheiden van de rest van de wereld en schreeuwt dit van de daken.
Alhoewel de uitgangspunten van China’s buitenlandse politiek vrij nobel lijken, schieten ze in de praktijk nog wel eens in het verkeerde keelgat. Hoe kun je nu een dictator die zijn eigen bevolking lijkt uit te moorden niet veroordelen? Enerzijds kun je je afvragen of China’s bijdrage in de Veiligheidsraad wel zoveel waard is met haar ‘bemoei je met je eigen zaken’ houding. Anderzijds zorgt China er wellicht voor dat er niet te snel gegrepen wordt naar geweldsmiddelen en er meer ruimte wordt gecreëerd voor diplomatie. We zullen het China als permanent lid waarschijnlijk nog meermalen kwalijk nemen de dwarsligger te spelen in de VN Veiligheidsraad. Als pleister op de wonde begrijpen we nu in ieder geval iets beter waar die houding vandaan komt.