Gave Gezegden: “Tuig van de richel”
Misschien wel mijn favoriete Amsterdamse uitspraak, die bovendien een aantal mieterse synoniemen kent (lees: gespuis, schorem, gajes, schorriemorrie, geboefte, uitschot, nozem). De online encyclopedie geeft een ietwat lieflijke definitie, waarvan ik moet zeggen dat ‘ie de spreekwoordelijke lading niet helemaal dekt: “een troep deugnieten”. Daarbij haal ik me toch eerder het beeld van een nestje recalcitrante babykatjes voor de geest. Maarja, ieder z’n taal.
Hoe deze uitdrukking haar weg naar de Nederlandse volksmond gevonden heeft, dat ga ik je zo vertellen. Maar nu eerst………… een muzikaal intermezzo.
Tuig van de richel
Het woord ‘tuig’ is in de context van deze uitdrukking afgeleid van ‘werktuig’. Later kreeg het de betekenis ‘slechte spullen’ wat in de achttiende eeuw gevolglijk ook ‘slecht volk’ werd.
Tuig van de richel
De richel kan in deze context naar twee gegevens verwijzen, waarvan er één door Justus van Maurik in het boek ‘Toen ik nog jong was’ staat beschreven. Zo stelt hij: “De Richel was een smal bankje, achter tegen den schuinen wand van de kap aangebracht. Men kon daar zoowat zitten, maar niets zien van ’t geen op het tooneel gebeurde; daarom moesten zij, die daar plaatsen hadden, gedurende de voorstelling staan, of leunen op de ruggen van de menschen, vóór hen. Nu nóg noemt men in Amsterdam het minste soort menschen: ’t Vee van den Richel.” ‘t Vee van de richel verwees dus naar het volk dat in de Amsterdamse schouwburg tot de goedkoopste plekken veroordeeld was. Maar van Maurik spreekt hier van ‘vee’ en niet van ‘tuig’. Een verklaring hiervoor kan zijn dat men ’vee’ vroeger wel vaker als scheldwoord gebruikte. Later zou de variant ‘tuig van de richel’ zijn ontstaan.
’t Vee’ zou echter ook voor andere redenen in de uitdrukking verwerkt kunnen zijn. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal stelt namelijk dat ‘de richel’ verwijst naar een dikke plank in een koeienstal waarop het vee met de achterpoten stond. Tuig van de richel zou dus ook heel goed naar dit gegeven kunnen verwijzen.
Leuk hè, zo’n stukje Amsterdamse taalgeschiedenis.