Waarom versplinterde ontwikkelingshulp? – deel 2
Lees hier het eerste deel van dit artikel.
Schieten met een schot hagel op een olifant. De olifant wordt altijd wel geraakt maar hij heeft op zijn best een beetje jeuk achter zijn oor. Juist, en wat wil dat nu precies zeggen? Zie de olifant als een ontwikkelingsland dat bestookt wordt door verschillende projecten, ofwel de kiezelstenen, van een Nederlandse NGO. Het ene project richt zich op het boren van waterputten in het noorden van het land; een ander project is bedoeld meisjes in de schoolbanken te krijgen in het zuiden van het land; en dan is er ook nog een project om de bevolking meer bewust te maken van HIV/Aids in het midden van het land. Al deze kleine kiezels komen verspreid terecht op de olifant, de olifant merkt dat ze op zijn dikke huid neerlanden, maar het is niet genoeg om werkelijk zijn aandacht te trekken. Zou er niet een grotere kans zijn dat de olifant wel zou opschrikken als al deze kiezels door de NGO gebundeld waren en een grote steen vormden?
Concentreren en specialiseren zowel op thema’s als op het aantal landen. Na een intensieve analyse in 2010 van de Nederlandse ontwikkelingshulpactiviteiten was dat één van de aanbevelingen van de WRR, het primaire adviesorgaan van de regering. Piet Grootenboer* is van mening dat het hier voornamelijk een aanbeveling die gericht zou moeten zijn op de grotere en bredere NGO’s betreft. Als dit zou betekenen dat de kleinere NGO’s komen te verdwijnen schiet de aanbeveling volgens Piet zijn doel voorbij. Maar ook voor de grote NGO’s met een brede focus valt wat te zeggen. Zo kunnen zij doordat zij gespecialiseerd zijn in meerdere thema’s gemakkelijk hun kennis van het ene terrein inzetten op het andere terrein. Verder moet er ook rekening gehouden worden met het feit dat hulpvragen vaak bestaan in een regio en niet enkel in individuele landen. Om bepaalde problemen aan te pakken is dus in sommige gevallen een regionale benadering nodig.
Time for a change!?
Toch blijkt dat er al een aantal grote Nederlandse NGO’s inziet dat het inderdaad anders moet. Zo erkennen steeds meer van hen dat onderlinge samenwerking en afstemming van groot belang zijn. Daarnaast blijkt ook dat de rol van NGO’s binnen de ontwikkelingssector aan het veranderen is. Lokale NGO’s in ontwikkelingslanden worden met de dag sterker en onafhankelijker. De Westerse NGO als pur sang armoedebestrijder en dienstverlener maakt daarom langzaamaan plaats voor de Westerse NGO als adviseur, bemiddelaar en makelaar. Het creëren en ondersteunen van samenwerkingsverbanden en netwerken van lokale organisaties in het zuiden is iets waar de Nederlandse NGO’s steeds meer aandacht aan besteden.
Volgens Piet hebben de recente bezuinigingen van onze overheid ook ten gevolge dat er binnen NGO’s anders gedacht en georganiseerd moet gaan worden. Dit heeft helaas ook als concrete consequentie dat er minder geld beschikbaar is om hulp, in wat voor vorm dan ook, te verstrekken aan ontwikkelingslanden. Bevolkingsgroepen in bepaalde regio’s in de wereld zullen hier zeer zeker de dupe van worden.
Wat vindt Nederland?
Uit opiniepeilingen blijkt dat het draagvlak voor ontwikkelingshulp onder de Nederlandse bevolking aan het wankelen is. Zeker in deze tijden van economische crisis staan burgers niet te springen om hun belastinggeld uitbesteed te zien worden aan doeleinden waar zij zelf niet direct van profiteren. Piet geeft ook aan dat er een duidelijk verschil bestaat tussen noodhulp en ontwikkelingshulp en dat daar vaak bij de burger nogal wat verwarring over bestaat.
“Er moet een duidelijke scheiding gemaakt worden tussen noodhulp en ontwikkelingshulp. Bij noodhulp gaat het erom zo efficiënt mogelijk de korte termijn hulp leveren, terwijl het bij ontwikkelingshulp gaat om zo effectief mogelijk veranderingen in de lokale omstandigheden te begeleiden. Dat is een zaak van lange adem. Ik zie dat het moeilijk is om deze zaken te scheiden en ook om de juiste boodschap uit te zenden naar een zeer breed publiek.”
Dit verschil zou onder andere door de journalistiek duidelijk gemaakt kunnen worden, maar die heeft er helaas nogal een handje van om zich grotendeels te richten op incidenten. Deze incidenten worden maar al te vaak verpakt in snelle berichten, zonder veel inhoud en met een behoorlijk hoog sensatiegehalte. Toch blijkt dat dit soort berichtgeving een grote invloed heeft op de beeldvorming van de Nederlandse burger, met een algemeen gevoel van wantrouwen ten opzichte van ontwikkelingshulp als gevolg. Een juiste wijze van communiceren vanuit de pers zou al een groot deel van dit wantrouwen weg kunnen nemen.
Hoe het NGO landschap er over 20 jaar uit zal zien is moeilijk te voorspellen. Wel is te zien dat Nederlandse NGO’s zich hebben neergelegd bij het feit dat zij zullen moeten veranderen om van nut te blijven zijn, zowel vanwege de bezuinigingen door onze overheid als door internationale ontwikkelingen. Zo zou je kunnen denken aan organisaties die zullen fuseren, inkrimpen, omvallen, decentraliseren en internationaliseren. Enkel de organisaties die goed om weten te gaan met al deze veranderingen zullen blijven bestaan.
*De 59 jarige Piet Grootenboer is momenteel directeur van Cogas Kabel Infra B.V. Daarnaast is hij actief bij World Servants en heeft hiervoor als hoofdleider al verscheidene projecten bezocht in onder andere Jamaica, Zambia, Ecuador, India en Ethiopië.