Waarom versplinterde ontwikkelingshulp? – deel 1

3 minuten

Het begon zo’n beetje vlak na de tweede wereldoorlog. Europa was na Duitsland’s episode van grootheidswaanzin zo goed als failliet en de VS schoot, zoals het een dappere oorlogsoverwinnaar betaamt, te hulp met een aanzienlijk overlevingspakket aan dollars. Het zogenoemde Marshallplan was bedoeld om Europa’s economische wederopbouw een boost te geven. Met succes, zoals is gebleken. Het eerste internationale ontwikkelingshulp project was een feit. Nu ruim 60 jaar later is ontwikkelingshulp al lang niet alleen meer een overheid-op-overheid aangelegenheid , en ook zijn lang niet alle ontwikkelingshulp projecten zo grootschalig als het Marshallplan.

Zo rond de jaren 80 schoten de non-gouvernementele organisaties (NGO’s) binnen de ontwikkelingssector als rode zwammen uit de grond. Deze organisaties hadden (en hebben) ten doel, ieder op hun eigen wijze en met hun eigen filosofie, een bijdrage te leveren aan het nijpende probleem van armoede in het spreekwoordelijke Zuiden. De één klein, thematisch en zo plat als een pannenkoek; de ander groot, internationaal en hiërarchisch. In totaal herbergde Nederland in 2010 zo’n grofweg 300 NGO’s (NB. dat cijfer betreft dus alleen nog maar ons Neerlands territorium). Je zou je kunnen afvragen of dat nu wel echt nodig is, zoveel verschillende Nederlandse NGO’s voor een groot deel actief op overlappende werkterreinen.  Ik heb mijn neus ondergedompeld in dit vraagstuk en schakelde daarbij de hulp in van Piet Grootenboer* actief bij onder andere World Servants. Want WRM is ontwikkelingshulp vanuit Nederland nu eigenlijk zo versplinterd? WRM wordt dit als een probleem gezien? En WRM heeft versplintering toch ook wel goede kanten?

Shoppen in een hulpsupermarkt?
Vandaag de dag wordt er vanuit verschillende kampen geroepen dat de organisatie van de ontwikkelingshulp vanuit Nederland te versplinterd zou zijn. Met andere woorden, de Nederlandse ontwikkelingssector zou gericht zijn op een te breed scala aan thema’s en daarnaast ook nog op een te groot aantal landen. Daarbij zou ook het volle NGO landschap in Nederland deel uitmaken van het probleem. Al deze NGO’s zouden namelijk hun eigen doelen nastreven en er is geen zelfregulerend mechanisme dat al deze verschillende doelen aanstuurt zodat er een optimaal resultaat wordt behaald. In plaats daarvan zou er in sommige ontwikkelingslanden sprake zijn van een onwerkbare donordrukte en vindt er duplicatie van projecten plaats.

Op en top diversiteit
Piet is ook van mening dat er sprake is van een versplinterd hulplandschap in Nederland, maar hij denkt niet dat dit betekent dat de activiteiten vanuit Nederland inefficiënt zijn. Nederland heeft nu eenmaal een pluriforme samenleving wat betekent dat verschillende organisaties verschillende bevolkingsgroepen aanspreken. Mochten er alleen nog grote NGO’s overblijven, dan zouden hele groepen zich wellicht niet langer vertegenwoordigd voelen en hun donaties verloren gaan. Diversiteit in de samenleving wordt dus in feite weerspiegeld door diversiteit in het NGO landschap.

Daarnaast hebben de Nederlandse NGO’s in de loop der jaren ieder hun eigen contacten en netwerken opgebouwd in ontwikkelingslanden. Contacten die wellicht door andere of grotere NGO’s nooit gemaakt of in stand gehouden zouden kunnen worden. Piet benadrukt ook dat er een verscheidenheid aan hulpvragen bestaat in ontwikkelingslanden en dat het daarom alleen maar logisch is dat er ook een verscheidenheid aan NGO’s hierop inspeelt.

“Ik was afgelopen jaar in Ethiopië voor een kleinschalig project, het bouwen van drie openbare toiletten die pasten in een project van een locale organisatie om de hygiëne op verschillende terreinen te verbeteren. Heel directe hulp en zeer efficiënt. (…) De ambassade is blij met kleinschalig projecten, die anders niet van de grond komen. Binnen het grote budget wat door de ambassade beheerd wordt is er geen ruimte voor dit soort kleine projecten omdat de kosten van organisatie en begeleiding niet in de juiste verhouding staan ten opzichte van de daadwerkelijke directe projectkosten. Met andere woorden, door versplintering kunnen er projecten gerealiseerd worden die anders niet mogelijk zijn.”

Er bestaat voor heel veel ontwikkelingsvraagstukken, waaronder democratisering en klimaatverandering, nog geen kant-en-klaar antwoord. Net zo min bestaat er een bepaalde werkwijze die bewezen heeft op grote schaal en in verschillende contexten gehoor te kunnen geven aan al deze verschillende vraagstukken. Verschillende benaderingen door verschillende NGO’s leveren dus ook verschillende leerprocessen op.

Lees volgende week dinsdag part 2 om te begrijpen wat een olifant, een schot hagel en versplinterde hulp in hemelsnaam met elkaar te maken hebben; ontdek wat voor veranderingen er zoal gaande zijn binnen de Nederlandse NGO sector; en verdiep je in de mening over ontwikkelingshulp van het Nederlandse volk!

*De 59 jarige Piet Grootenboer is momenteel directeur van Cogas Kabel Infra B.V. Daarnaast is hij actief bij World Servants en heeft hiervoor als hoofdleider al verscheidene projecten bezocht in onder andere Jamaica, Zambia, Ecuador, India en Ethiopië.

Hoeveel liefde voor dit artikel?
1vote

Zonder vragen geen antwoorden!
Bij het WRM magazine onderzoeken we dagelijkse fenomenen waarvan we weten dat ze zo zijn, maar nog niet waarom ze zo zijn.

Alles over WRM? Magazine

Abonneer

Abonneer je nu op de WRM? Nieuwsbrief!